Denis Diderot, Jacques de fatalist en zijn meester/ Jacques le Fataliste et son maître (vert. Martin de Haan). Amsterdam: Athenaeum, 2005.
MEESTER: Maar als je zo redeneert als jij, hoeft niemand ooit spijt te hebben van een misdaad.
JACQUES: Over die tegenwerping heb ik me vaak het hoofd gebroken, maar ongewild kom ik toch altijd weer uit bij het gezegde van mijn kapitein: alle goede en slechte dingen die ons hier beneden overkomen, staan daar boven geschreven. Kent u een manier om dat schrift uit te wissen, meneer? Kan ik ook nìet mezelf zijn? En als ik mezelf ben, kan ik dan anders handelen dan ik doe? Kan ik mezelf zijn en een ander? En is er sinds ik op de wereld ben één moment geweest waarop dat niet waar was? U kunt preken zoveel u wilt; misschien zijn uw argumenten wel goed, maar als in mij of daar boven geschreven staat dat ik ze slecht zal vinden, wat wilt u dan dat ik daaraan doe?